Hugo keert na een verblijf in Spanje terug naar Nederland. Zijn ex-vrouw en dochtertje wonen hier en hij heeft hier werk gevonden. Hij verblijft op verschillende adressen in Amstelveen en Amsterdam en soms in zijn auto of een tentje, Hij vraagt begin maart een briefadres aan bij de gemeente Amstelveen. Hij heeft een kennis bereid gevonden als briefadresgever op te treden. De gemeente Amstelveen wijst zijn verzoek af en verwijst hem eerst naar de Amsterdamse sociale dienst, maar omdat hij een inkomen heeft komt hij niet in aanmerking voor een briefadres bij deze instantie.

Een daklozenorganisatie in Amsterdam kan niets voor hem doen wegens het ontbreken van binding met Amsterdam. De gemeente Amstelveen zegt alleen een briefadres af te geven als iemand in de daklozenopvang verblijft. De man tekent bezwaar aan, maar omdat de hoorzitting steeds uitgesteld wordt en het inmiddels eind juli is, wendt hij zich tot de ombudsman. Omdat die sterke twijfels heeft bij zowel de reden van de afwijzing, de verwijzingen naar Amsterdam als de afhandelingstermijn, legt hij contact met de gemeente Amstelveen om dit te bespreken. Daarop wordt de zaak geschikt: Hugo krijgt met terugwerkende kracht alsnog een briefadres. De ombudsman is voornemens met de gemeente Amstelveen in gesprek te gaan over het briefadressenbeleid.